Vestigingsmanagement Kinderopvang: geschikte persoonlijkheid of een effectieve ‘shopmanager’?

Vestigingsmanagers (of locatiemanagers of assistent leidinggevenden) hebben onder andere daardoor een zware functie maar vooral ook functie met een ongelooflijk grote hoeveelheid operationeel werk dat voortvloeit uit het primaire proces in de kinderopvang. Er is een gebouw dat onderhouden moet worden, boodschappen die besteld moeten worden, een flink aantal pedagogische beroepskrachten die niet alleen aansturing maar ook flink wat begeleiding vragen. Er is bovendien een zeer gedetailleerd netwerk van wet- en regelgeving en daarbij komen dan nog de meer of minder gevoelige contacten met ouders en externe partners. Ga er maar aan staan. Een manager In de kinderopvang is met recht een Manager van Van Alles en Nogwat.

In de zeer beperkte onderzoeken die er zijn gedaan naar het vestigingsmanagement (ze worden internationaal vaak ‘directors’ genoemd) wordt er veel invloed toegeschreven aan de persoonskenmerken van die managers, en er blijkt een grote voorkeur te zijn voor ‘zachte’ managementstijlen. Maar is dat niet gewoon een cultuurdingetje? Binnen de kinderopvang of binnen sectoren waarin voornamelijk vrouwen werken? Die vraag fascineert mij heel erg en komt in het nieuwe boek ‘Vestigingsmanagement in de kinderopvang’ zeker aan de orde. Maar ook beschrijf ik thema’s zoals ‘Macht en onmacht’ en ‘Delegeren moet je leren’, in een twintigtal essays.

In dit boek[1]  ‘Vestigingsmanagement in de Kinderopvang’ richt ik me speciaal en met de oprechte toewijding op het middenmanagement, de operationele laag van kinderopvangorganisaties. Meestal heten die managers vestigingsmanagers. Hoe ‘midden’ dat is hangt een beetje af van de grootte van de organisaties natuurlijk. In hele kleine organisaties is het mogelijk dat de directeur/bestuurder zelf die het hoger management en het operationeel management uitvoert, die is dus helemáál manager van alles en nog wat. Maar in organisaties vanaf ongeveer 4 a 5 vestigingen wordt er al een onderscheid gemaakt in de lijnorganisaties tussen de eindverantwoordelijke en de operationeel verantwoordelijke. En de operatie definiëren we dan als de uitvoering van het primaire proces. Dan heeft de vestigingsmanager dus een baas boven zich waar verantwoording aan moet worden afgelegd en waar de opdrachten vandaan komen. In nog grotere of hele grote organisaties kan een vestigingsmanager met gemak twee of 3 hiërarchische lagen boven zich hebben. Uit eerdere onderzoeken die ik heb gedaan naar de werkzaamheden die vestigingsmanagers uitvoeren[2] blijkt dat voor de taken en verantwoordelijkheden eigenlijk helemaal niet zoveel uit te maken en dat komt omdat het hele primaire proces zich afspeelt binnen de locaties, het woord ‘vestigingsmanager’ zegt het al. En ook is mij duidelijk geworden dat de vestigingsmanagers over het algemeen zich met dezelfde taken bezighouden.

Voor ‘Vestigigingsmanagement in de Kinderopvang’ wil ik graag de actuele stand van het land beschrijven; over de functie, de taken maar ook de ervaringen en belevingen van de vestigingsmanager in de kinderopvang in Nederland. Hoeveel werken er bijvoorbeeld in een IKC? En hoe wordt de werklast ervaren? Om een acatueel beeld te krijgen van de functie heb ik begin 2023 een vragenlijst uitgezet. Ruim 250 managers hebben die ingevuld. De resultaten worden verwerkt in het boek dat uiterlijk half mei gepubliceerd zal worden.


[1] Het in 2022 gepubliceerde ‘Het Managementboek voor de Kinderopvang’ komt vooral het hoger management, directievoering en bestuur aan de orde.

[2] In 2009 deed ik ook al een groot onderzoek naar vestigingsmanagement .