De staat van het onderwijs, een cynische analyse aan de hand van 3 wetmatigheden.

Met een jaarlijks terugkerende ‘BENG’ landde ook nu weer het  rapport van de onderwijsinspectie op de spreekwoordelijke mat van onderwijzend Nederland. Dat rapport, ‘de staat van het onderwijs’ is niet alleen de weerslag van wat de inspecties van de scholen en hun aanbod heeft opgeleverd, maar bevat ook duidingen. En adviezen. Voor hoe het anders moet. Want dat is vaste prik: het moet anders en een beetje snel ook, volgens alle betrokkenen maar ook volgens de ‘educational influencers’ die er bovenop gedoken zijn (ik nu ook, sorry daarvoor).

De staat 2022’…de bewindslieden kijken blij als het rapport aan hen aangeboden wordt?

Je zou je kunnen afvragen of de zorgelijke rapportage van de inspectie van het onderwijs niet bijna een traditie aan het worden is. Of het inmiddels niet vooral de ‘staat van de onderwijsinspectie’ reflecteert. Want er gebeurt van alles maar er verandert niks. Nou ja, het wordt steeds erger, dat wel.

‘De staat van het onderwijs’ laat zich inmiddels lezen als een dramatisch document: de kwaliteit van het onderwijs holt achteruit. Al jaren. Vooral de kerntaken: kinderen leren lezen, schrijven en rekenen komen maar niet goed uit de verf. En dat moet nu ècht afgelopen zijn. We kunnen ons geen dralen meer permitteren. Geen halfbakken maatregelen meer. Mouwen opstropen, aanpakken, een plan van aanpak, wat zeg ik… een masterplan moet er komen. En dat mag natuurlijk wel weer wat kosten want voor niets gaat de zon op.

Nou weet ik niet hoe het jullie vergaat, maar persoonlijk wint het onderwerp bepaald niet aan interesse bij mij. Dat wil zeggen: goed onderwijs is natuurlijk van groot belang, niet alleen voor individuele kinderen maar ook voor gezinnen, communities en de samenleving als geheel. Geen twijfel mogelijk dat we ons daar niet druk genoeg om kunnen maken.

Maar mijn fascinatie gaat inmiddels niet meer vooral uit naar de kwaliteit van het onderwijs, maar meer naar het patroon waarmee wordt getracht de kennelijke kwaliteitsdaling en de ramp die over ons als samenleving heen lijkt te komen, te tackelen. En dan zie ik een drietal wetmatigheden die bekend zijn in de bedrijfskunde:

  1.  De wet tot instandhouding van ellende

Er doen zich in het gewone leven, maar ook in professionele sectoren problemen voor waarvan je je afvraagt wáárom die nou zo lastig op te lossen zijn. Ondanks herhaalde en creatieve pogingen daartoe. Ondanks het in en rondpompen van middelen én het inzetten van een experts wil het dan maar niet lukken om een probleem van tafel te krijgen. Dan zou het zo kunnen zijn, volgens de wet tot instandhouding van ellende, dat uiteindelijk het belang om het probleem in stand te houden groter is dan het belang om het probleem op te lossen. De wet tot instandhouding van ellende doet zich vaak voor in complexe situaties waarin er meerdere actoren nodig zijn om het probleem aan te pakken. En niet zelden spelen er financiële of strategische belangen een rol. In het geval van de kwaliteit van het onderwijs en de implosie van de basiskwaliteit zijn het precies degene die het meest belang hebben bij goed onderwijs, de gezinnen en de kinderen, die het minste invloed hebben. Daarna komen de leerkrachten en ook hun invloed is zeer beperkt. Lobby partijen, adviesbureaus, politieke partijen en de minister werken schijnbaar aan de oplossing maar versterken inmiddels hun positie door de instandhouding van het probleem. Ik weet, het is een cynische aanname maar dat maakt hem niet minder sterk. O ja, wil je zelf onderzoeken of de wet tot instandhouding van ellende hier van toepassing is, zoek dan naar die actor die de heldenrol ambieert of die profiteert van het probleem in plaats van te profiteren van de oplossing. En, heb je die gevonden? Goed zo! Niet zo moeilijk toch?

2. Groot groter grootst …

De omvang van een probleem -in het algemeen- is in zekere mate een voorspeller voor de ernst maar ook voor de opties die er zijn om het probleem op te lossen. Iedereen die in zijn eigen leven wel eens met een cumulatie van problemen of met een groot probleem te maken heeft gehad kent de levensles ‘Je moet klein beginnen’. Maak een analyse, maar maak die vooral niet te groot om de eenvoudige reden dat dit de kans om tot een oplossing te komen alleen maar kleiner maakt. Bovendien doe je er goed aan om stapsgewijs naar een betere situatie toe te werken. Zie het als een ladder; die neem je ook trede voor trede met de bedoeling om bovenaan uit te komen uiteraard. Nee, niet de Nederlandse beleidsmakers rond het onderwijs, die neigen er bij voortduring toe om òp de schalen (zoals dat tegenwoordig aldoor heet sinds de coronacrisis en waarvan overigens het daaraan gerelateerde NPO een prachtig voorbeeld is) en elkaar af te troeven in de wedstrijd groot groter grootst. Immers degene die de grootste probleemdefinitie kiest maakt kans op de hoofdprijs: dat wordt de held!  

groot, groter, grootst (van ‘Rotterdamse Juffies)

3. De wet van de externe attributie.

Vanuit de sociale psychologie komt de attributietheorie. Dat wil zeggen, dat wij als mensen geneigd zijn om succesvol gedrag aan onszelf toe te schrijven en minder succesvol gedrag aan anderen. Het is dus helemaal niet wonderlijk dat veel analyses die er worden gemaakt rond het kwaliteitsdrama in het onderwijs worden toegeschreven aan ‘de anderen’. Maar dat dit het relatief normaal menselijke gedrag is, maakt het niet meer acceptabel. Het is onvolwassen en niet productief om, als je samen naar een probleem kijkt, een probleemanalyse te kiezen waarin je jezelf per definitie niet als medeoorzaak van het probleem ziet, maar jezelf positioneert als eigenaar van de òplossing. De ander heeft het namelijk gedaan en jij gaat de ander adviseren bij zijn probleemoplossing.

Het heeft er alle schijn van dat het probleem van het onderwijs inmiddels zo giftig is dat heel veel actoren vooral bezig zijn met die externe attributie, in de hoop er zelf beter van te worden of op zijn minst onbeschadigd uit te komen. De staat van het onderwijs ademt dezelfde geest. De onderwijsinspectie maakt deel uit van een pathologisch functionerend systeem en voed de Pavlov reactie: druk opvoeren, de verantwoordelijken verantwoordelijk houden en letterlijk de uitvoerders in het onderwijs een lesje leren.  

Net als voorgaande bewindspersonen zijn ook deze ministers van onderwijs in het geheel niet op de hoogte van het bestaan van voorgaande wetmatigheden. En ook de deze minister van ‘basisonderwijs’ kiest wéér voor groots en meeslepend, een herhaling van zetten waarvan we toch inmiddels weten dat die niet geholpen hebben.

Het is ongelooflijk onhandig om de crisis in het onderwijs weer te willen oplossen met adviseurs, experts en andere deelnemers aan een masterplan die er allemaal op uit lijken te zijn om het probleem laag in organisaties neer te leggen. Het maakt moedeloos, het vak weer minder aantrekkelijk en het perst het laatste restje energie, creativiteit en probleemoplossend vermogen uit een sector die toch al op haar laatste benen loopt.