We leven in een tijd waar sociale en democratische waarden worden opgeofferd aan macht en overheersing. In de nieuwsberichten kunnen we dagelijks zien dat dat ten koste gaat van de kinderen. Wat betekent het voor hen om in armoede, geweld, angst en met honger op te groeien?
In het licht van de oorlogen, crises en antidemocratische ontwikkelingen in veel landen is het nodig dat we ons bewust zijn wat de invloed ervan is op de ontwikkeling van kinderen enerzijds, maar ook via die kinderen weer op de toekomst van een gemeenschap, een land, een volk. Want wat jonge kinderen zo vroeg in hun leven ervaren aan ellende blijft daar niet geparkeerd; ze dragen dat hun hele leven met hen mee.
Waarom is veiligheid zo belangrijk?
Een jong kind kan zonder de hulp en de zorg van de omgeving niet overleven. Vooral tot het 5e jaar is de kans om te sterven het grootst, vaak door ondervoeding, ziekte of verwaarlozing. Jonge kinderen hebben een zorgende omgeving nodig. Die afhankelijkheid is ten diepste verankerd in hun nog heel beperkt ontwikkelde kinderbrein: een jong kind zal er alles aan doen -en beschikt ook over de vaardigheden daarvoor- om de omgeving aan te zetten tot hulp en zorg. Als ouders en professionele opvoeders weet je dat, bijvoorbeeld omdat baby’s vaak huilen en peuters vaak letterlijk schreeuwen om opvoedkundige steun. Wij van ons kant zijn ook heel goed toegerust, vooral door hormonale processen, om de appellerende signalen van kinderen op te pakken en ze adequaat te beantwoorden. Gelukkig gaat de interactie tussen het vragen van zorg door kinderen en die te beantwoorden met zorg en veilige aandacht, bijna altijd goed: de volwassene leest het kind en het kind leest de omgeving.
Veilig en onveilig systeem
Vooral in de eerste drie levensjaren ontwerpen kinderen een ‘systeem van veiligheid’. De hechting aan en het vertrouwen in volwassenen is daar de basis van. Veilige en onveilige ervaringen zijn niet eenvoudig waarnemingen, maar het zijn markeringen die als ‘vlaggen’ in het brein worden weggeschreven. Rode vlaggen voor onveilige ervaringen en groene vlaggen voor veilige ervaringen. Het brein gebruikt deze landkaart, dit systeem, de rest van het leven. Om een redelijk goed verlopende jeugd en volwassenheid door te maken is het van groot belang dat er een positieve balans is tussen de groene vlaggen en de rode vlaggen. Te veel rode vlaggen in het systeem duiden op beschadigingen: het kind heeft te veel onveiligheid ervaren en draagt dat als een waarschuwing voor altijd met zich mee. De rode vlaggen moeten overruled worden -in aantal en intensiteit- door groene vlaggen: het ouder wordende kind en de volwassene weet dan dat er dingen zijn waarvoor gewaakt moet worden, maar ook wat veilige havens zijn en wat goed is om mee te maken.
Een veilige basis ontwikkelen in de vroege jeugd werkt op die manier dus twee kanten op: de aanwezigheid van groene (veilige) signalen of de afwezigheid van rode signalen (onveilig).
Kinderen die verwaarloosd worden of bedreigd, krijgen een brein dat gespecialiseerd is in gevaar. Dat dat zo is weten we bijvoorbeeld door het grote aantal kinderen dat in ‘weeshuizen’, in Roemenië onder het dictatoriale bewind van Ceaušescu onder abominabele omstandigheden werd opgevangen. Na de val van het bewind werden veel van die kinderen in andere landen geadopteerd. De allerjongste kinderen bleken zich na adoptie te kunnen herstellen, maar de iets oudere kinderen -al vanaf twee jaar- waren al zo beschadigd dat zij de rest van hun leven fysiek en sociaal veel kwetsbaarder bleken te zijn dan de gemiddelde, vergelijkbare kinderen en volwassenen in het ‘gastland’ (Wade, Parsons et al. 2022). Maar we weten het inmiddels ook door studies die met fMRI scans zijn gemaakt van kinderbreinen: ook daaruit blijkt dat kinderen die in verwaarlozing of bedreigingen zijn opgegroeid een afwijkende brein ontwikkeling doormaken (Teicher, Andersen et al. 2003, Anda, Felitti et al. 2006). We kunnen aannemen dat veel van de kinderen die op dit moment in conflictsituaties, oorlogssituaties of onder sociale en politieke bedreigende invloeden staan meer dan goed voor hen is ‘rode vlaggen’ verzamelen. Als er bovendien sprake is van uitdroging of ondervoeding, dan zal de breinschade nog groter zijn omdat een tekort aan voedingsstoffen een toxische invloed heeft op de aanmaak van brein weefsel.
Maar is een kinderbrein dan juist niet erg flexibel en passen kinderen zich niet erg makkelijk aan?
Jazeker wel. Een pasgeboren baby is in aanleg geschikt om op de Noordpool te leven, in de woestijn, maar ook in een drukke wereldstad. Het kinderbrein houdt aanvankelijk alle opties open. Het brein neemt alle ervaringen waar, zoekt naar herkenbare patronen en vertaalt die razendsnel in – letterlijk – een mindset. Het kinderbrein wordt zo ‘op maat gemaakt’ voor de omgeving waarin het kind opgroeit. Niet voor altijd en onveranderlijk, maar wel met sterke tendensen en voorkeuren. En de flexibiliteit neemt in de levensloop af. Het breinproces dat daarvoor zorgt is de synaptogenese en het zogenaamde ‘groeien en snoeien’ (Jolles 2013).
Die ontwikkeling van het kinderbrein bestaat uit het in een razend tempo aanmaken van verbindingen tussen neuronen (zenuwcellen). Zo’n verbinding heet een synaps. Erg belangrijk, want neuronen zonder verbindingen kunnen hun functie niet uitvoeren. En die synapsen ontstaan als er ervaringen verwerkt worden. Je zou kunnen zeggen: bij elke ervaring verandert het kinderbrein. Maar het kinderbrein is niet alleen gericht op groei van de verbindingen, het is ook gericht op het selecteren van de meest nuttige verbindingen. Dat gebeurt door selectie: wat nodig is blijft en verbindingen die minder nodig zijn gebleken, verdwijnen. Deze fase wordt het snoeien of de pruning genoemd (Evenblij 2009). En, hoewel we eigenlijk zouden willen dat enge ervaringen worden vergeten, het brein kent er juist extra veel gewicht aan toe. Het brein specialiseert zich in gevaar en dreiging.
Of ze nou in veilige gebieden wonen of in omstandigheden die hen bedreigen in hun (brein-) ontwikkeling, onze volledige aandacht is belangrijk, zelfs voorwaardelijk voor hen. Alle jonge kinderen krijgen maar één kans, in een periode van maximaal 3 tot 5 jaar, om de wereld te leren kennen als een plek waar je heus soms uit moet kijken en waar het niet altijd gaat zoals je wilt, maar je je wel kunt handhaven. Waar je gezien wordt, waar jouw mening ertoe doet.
Het is niet zomaar een kinderrecht, het gaat om het voortbestaan van nieuwe generaties, het voortbestaan van een volk.
Lees in mijn boek ‘Slim Jong Kind (2024 ) meer over de breinontwikkeling van jonge kinderen en het belang van een veilige, rijke speel-leeromgeving!
Mei 2025, Betsy van de Grift
©BETSY VAN DE GRIFT
Referenties
Anda, R. F., V. J. Felitti, J. D. Bremner, J. D. Walker, C. H. Whitfield, B. D. Perry, S. R. Dube and W. H. Giles (2006). “The enduring effects of abuse and related adverse experiences in childhood.” European archives of psychiatry and clinical neuroscience 256(3): 174-186.
Evenblij, M. e., D. Bär, J. Jolles, K. Nikolay, F. van Oranje en S. Rombouts (2009). Brein in Beeld; beeldvorming bij hersenonderzoek. den Haag, Stichting BMW.
Jolles, J. (2013). Het lerende kind, zijn brein, omgeving en ontplooiing. Jongens & Meisjes; Zoek de verschillen?! Assen, Koninklijke van Gorcum: 13-29.
Stams, G.-J. J., F. Juffer, J. Rispens and R. A. Hoksbergen (2000). “The development and adjustment of 7-year-old children adopted in infancy.” Journal of Child Psychology and Psychiatry 41(08): 1025-1037.
Surani, Z., T. K. Turesky, E. Sullivan, T. Shama, R. Haque, N. Islam, S. H. Kakon, X. Yu, W. A. Petri and C. Nelson III (2025). “Examining the relationship between psychosocial adversity and inhibitory control: A functional magnetic resonance imaging study of children growing up in extreme poverty.” Journal of Experimental Child Psychology 249: 106072.
Teicher, M. H., S. L. Andersen, A. Polcari, C. M. Anderson, C. P. Navalta and D. M. Kim (2003). “The neurobiological consequences of early stress and childhood maltreatment.” Neurosci Biobehav Rev 27(1-2): 33-44.
Wade, M., J. Parsons, K. L. Humphreys, K. A. McLaughlin, M. A. Sheridan, C. H. Zeanah, C. A. Nelson and N. A. Fox (2022). “The Bucharest Early Intervention Project: Adolescent mental health and adaptation following early deprivation.” Child Development Perspectives 16(3): 157-164.