Lauk Woltring, bekend auteur en pleitbezorger van ‘Werken met Jongens’, schreef een uitgebreide recensie van mijn boek ‘Peuteren en Kleuteren, de breintheorie over het leren van het jonge kind’.

 

Geactualiseerde en herziene uitgave, Probook 2023, 1e druk.

” Dit is een rijk en belangrijk boek. Belangrijk omdat het aan de frontlinie staat van de ontwikkelingen in de opvoeding van het jonge kind en het onderwijs aan jonge kinderen. Rijk omdat het veel recente kennis brengt over de stadia in de ontwikkeling van het lerende brein. Van de Grift komt met een eigen model van breinleren (van zintuigelijke informatieverzameling via ervarend leren en patroon herkenning naar bewustzijn en denken). Net als Betsy ben ik geen neuropsycholoog al houden wij beiden de ontwikkelingen op dat terrein goed bij, maar e.e.a. maakt een goede met wetenschappelijke bronnen onderbouwde indruk. Na het eerder verschenen De kleutervriendelijke school (2020) waarover ik eerder een recensie schreef (zie mijn site www.laukwoltring.nl) en waarin zij volgens míj minder helder was over de vroege rol van leidend onderwijs, gaat zij nu een stap verder met inzichten die duidelijk kunnen helpen in de soms vruchteloze discussie over enerzijds ervarend en spelend leren en anderzijds instructie en kennisoverdracht in de scholen.  Het eerste domineert in de vooral pedagogisch georiënteerde kinderopvang waar het informatie verwervend en verwerkend kind zelf centraal staat;  het kind zorgt als het ware zelf voor de input al is het daarvoor wel mede afhankelijk van de rijke omgeving en interactie met vertrouwde volwassenen en andere kinderen. Het ‘input-leren’ via instructie en kennisoverdracht is dominant in het onderwijs met de inbreng van externe leerstof via de docent met daarachter de onderwijswetenschappen.
Jonge kinderen leren echt anders dan oudere. ‘Input-leren’ en instructie vergt bijvoorbeeld talige en cognitieve vaardigheden waar het kind pas rond 6 jaar oud over beschikt. Dit inzicht is van belang omdat het onderwijs ‘oprukt’ in de domeinen van het jonge kind met zelfs een pleidooi in de PO-raad voor een doorgaande leerlijn van 2 tot 12 en daar tot geforceerd leren en gebrekkige ruimte voor ontwikkeling van binnenuit kán leiden. Van de Grift pleit voor meer samenwerking en discussie tussen de verschillende wetenschapsdomeinen pedagogie en onderwijskunde.
Het is beknopt en zeer gecondenseerd geschreven, maar helder en zeer overzichtelijk door opbouw in 7 delen en door taalgebruik, duidelijke tekeningen en blokken met korte excursies plus een kernachtige samenvatting per deel. Een ‘must’ voor opleidingen. Veel ouders en beroepskrachten kunnen met dit boek in de hand beter afstemmen op de eigen ontwikkeling van hun kind(eren).Het leest gemakkelijk, al zouden nog wat meer voorbeelden behulpzaam kunnen zijn”.

‘Peuteren en Kleuteren is een rijk en belangrijk boek, omdat het aan de frontlinie staat van de ontwikkelingen in de opvoeding van het jonge kind en het onderwijs aan jonge kinderen’.

“Enkele kanttekeningen bij dit overigens zeer aanbevelenswaardige hoek: van de Grift gaat maar zeer beperkt in op de ontwikkelingsverschillen tussen jongens en meisjes. Zo vermeldt zij op pag. 101 dat meisjes van 2 jaar vaker een ontwikkelingsvoorsprong hebben (voorspeller van de latere taalontwikkeling) en op pag. 51 dat er meer ADHD wordt geconstateerd bij jongens die te vroeg naar school gaan, hetgeen terecht als onvoldoende rijping i.p.v. ADHD wordt gezien, maar de betékenis van deze verschillen belicht zij niet, noch de invloed van de omgeving hierop. (Elders is duidelijk geworden dat de taalvoorsprong van meisjes rond 11-12 jaar zo’n 1,5 jaar bedraagt). En dit terwijl taalontwikkeling als een rode draad door het boek loopt. Dit moet voor jongens welhaast mis gaan met het huidige ietwat rigide leerstof-leeftijd-jaarklassen systeem waarin jongens inderdaad steeds meer achterblijven en uitvallen. Dit heeft zeer vroege wortels en forse gevolgen in bijvoorbeeld de communicatie[1]
Ook de verschillende interactie van de omgeving met het zich ontwikkelende brein (o.a. de rol van vaders) komt weinig uitgewerkt in beeld, denk hier bijv. aan specifieke stressoren die bij jongens inwerken op de ontwikkeling, zoals de bij hen vaker voorkomende onveilige gehechtheid uit verlegenheid van de ouders met het niet goed begrepen gedrag van het jongetje. Tenslotte zou de motoriek (fysiek ik-gevoel, huidcontact, stoeien, het ’ik-in-de-ruimte’ e.d.) meer aan bod kunnen komen. Dit alles kan verder worden uitgewerkt in een volgend boek of elders gelezen, maar doet weinig af aan de betekenis van dit boek. Een toegankelijke aanwinst!”

Utrecht 22-9-2023

Lauk Woltring (Werken met jongens) www.laukwoltring.nl


[1] zie Woltring, Lauk & Dick van der Wateren (red.) 2019, De ontwikkeling van jongens in het onderwijs (inmiddels 3e druk 2022)