Als ik es om me heen kijk, krijg ik de indruk dat elk kind tegenwoordig omringd wordt door een animatieteam. Voor elk vrijgevallen dagdeel wordt iets ‘leuks’ bedacht, voor’t geval er es geen kinderpartijtje, club of speelafspraakje is. En, o ja, ook de BSO is er om leuke dingen te doen. Komen de kinderen eigenlijk nog wel eens aan rusten toe?

Wat is rust?

Rusten is niet hetzelfde als slapen. En het is ook niet gewoon een toestand van ‘niks doen’. Zeker voor jonge kinderen, wiens brein nog volop in ontwikkeling is, hebben we behoefte aan een andere, duidelijke definitie van rust:

Rust is een staat waarin uiterlijke activiteit of het bewust gebruik van innerlijk denken wordt losgelaten. In die staat komt het brein in een ‘geëngageerde cognitieve toestand’ die wordt aangedreven door ontwikkelingsbehoeften. Juist kinderen leveren tijdens het rusten een aanzienlijke cognitieve inspanning die bijdraagt aan het ontwikkelen van neurale circuits (Camacho, Quiñones-Camacho et al. 2020). Ze zijn dus wellicht niet fysiek actief, maar er wordt ‘binnenbreins’ hard gewerkt.

Waarom is het belangrijk

Rusten is in bovenstaande definitie een wezenlijke functie die de breinontwikkeling ondersteund. Je kunt je afvragen waarom dat dan precies om rust vraagt. Dat heeft te maken met de verwerking van prikkels enerzijds: kinderen maken nog heel veel mee dat nieuw is voor het brein en de kindertijd is er dus een van grote ontwikkelingsbehoeften. Er moeten nog heel veel functies aangemaakt worden. Onderzoekers gebruikten voor deze hypothese (Steiner 2020) veel fMRI scan en ze vatten hun bevindingen zo samen: de menselijke hersenen zijn ook in rust heel actief. Ook zonder het uitvoeren van een taak, blijken bepaalde hersengebieden onderling sterk aan elkaar gekoppeld te zijn, zo blijkt uit fMRI-scans. Dat noemt men de functionele connectiviteit.

Maar tegelijk speelt ook het energiegebruik een grote rol.

Door gebruik te maken van PET scans kan worden vastgesteld hoe het metabolisme, de stofwisseling in de hersenen verloopt. Die stofwisseling kan op een PET scan worden gezien doordat de glucose (de plek en de hoeveelheid) kan worden opgelicht.

Er zijn onderzoeken gedaan om te zien hoeveel glucose (en dus energiegebruik) er tussen geboorte en in de volwassenheid in het brein gebruikt wordt. Dan wordt duidelijk dat de ‘metabolische behoefte’ bij heel jonge kinderen het grootst is. Bij hen is een glocusegebruik gemeten van 66% van de totale ‘rust-stofwisseling’ van het lichaam. Bij volwassenen is dat al veel en veel minder, men gaat uit van percentages van rond de 20%.

Men gaat er van uit dat het enorme gebruik van energie voor de breinontwikkeling op jonge leeftijd samenhangt met de groei van het lichaam: het is een omgekeerde relatie. Hoe meer energie er voor het brein nodig is, hoe trager de lichaamsgroei. Dat zou dan verklaren waarom de lichamen van jonge kinderen, in tegenstelling tot andere ‘jonkies van zoogdieren’ relatief laat gaan groeien.

De conclusie van de PET scan onderzoeken is: de metabolische behoefte van het brein is het grootst in de kindertijd en die hoge ‘energiekosten’ leiden tot een compenserende vertraging van de lichamelijke groei (Chugani, Phelps et al. 1987).

Wat kan er misgaan?

Nu we weten waarom rust voor jonge kinderen zo belangrijk is, kan de vraag gesteld worden wat er mis kan gaan als er te weinig gerust wordt of rust is. Daar is niet veel hard onderzoek voor beschikbaar, maar er zijn wel aanwijzingen uit onderzoek bij kinderen in de schoolleeftijd. Eerst de positieve effecten: voldoende rust wordt in verband gebracht met betere cognitieve prestaties. En omgekeerd, te weinig rust wordt in verband gebracht met aandachts- en gedragsproblemen (Astill, Van der Heijden et al. 2012). In meer algemene zin bestaat de indruk dat, als we aannemen dat rust zo belangrijk is voor de stofwisseling in het brein en daarmee voor de functionele connectiviteit, dat bij gebrek aan rust er tekorten aan energie en overprikkeling kan ontstaan. Die inzichten kennen we trouwens uit de kinderpsychologie en de pedagogiek ook al (Goorhuis-Brouwer 2014).

Meer rust!

Ik begon dit artikel met mijn persoonlijke waarneming dat het leven van jonge kinderen zo propvol en soms zelfs hyperactief lijkt te zijn. Het is dus begrijpelijk dat we, als we zorgelijk denken over de mate van rust die jonge kinderen krijgen, we naar de thuissituatie kijken. En ouders zouden ook daadwerkelijk echt meer moeten weten over het belang van rust voor hun kinderen.

Maar ook de schoolse dag is druk en vol. Met prikkels die onbedoeld zijn, zoals de volle groepen, wat er buiten gebeurd en wat de omgevingsgeluiden zijn. Maar er zijn ook prikkels die intentioneel zijn: jonge kinderen volgen een taakgericht programma in de voorschoolse educatie en in de kleutergroepen waarin voor rust niet veel plek is. Waarvoor zelfs fysiek geen plek is. Voor mijn boek De Kleutervriendelijke school vroeg ik onder leerkrachten uit of ze in de groep een fysieke rustplek hadden. In heel veel kleutergroepen bleek dat niet zo te zijn. Of er was een matrasje ‘achter de hand’ als een kind echt te moe was. Er waren ook hele goede voorbeelden: de afbeelding die je bij dit artikel ziet, is zo’n excellent voorbeeld uit de praktijk van een kleuterleerkracht.

Pleidooi

In ons pedagogisch educatief aanbod aan jonge kinderen hoort op twee manier meer gedaan te worden aan rust, als basis-ingrediënt en als basishouding. We moeten dan denken aan het creëren van zowel ‘rustmomenten’ als aan ‘rustplekken’.

Rustmomenten kunnen worden gemarkeerd door kinderen uit te nodigen om even naar een leeshoekje te gaan of in een tentje te gaan spelen. Of als ze een beetje in zichzelf gekeerd dwalen, dan kan dat ook prima zijn. Een kind dat toe is aan rust zal dan sneller toegeven aan rust als ondersteuningsbehoefte. Wacht met het creëren van een rustmoment niet tot je een oververmoeid kind ziet, want dan ben je eigenlijk al te laat. In de kinderopvang is het niet ongebruikelijk om ook de peuters nog even een middagdutje te laten doen. Of ze nou slapen of niet, iedereen gaat even rusten. Zo’n vaste orde van rustmomenten kan erg behulpzaam zijn om te bewaken dat rustmomenten onderdeel van het pedagogische aanbod zijn.

Een rustplek hoort, zeker bij de peuters en de jongste kleuters een vaste plek te zijn die uitnodigt tot inactiviteit. Die bovendien een beetje uit het zicht is, maar tegelijk voor het kind en de leerkracht voldoende open zicht heeft om de emotionele veiligheid te borgen: het kind en de leerkracht staan in open verbinding met elkaar en het kind wordt niet buitengesloten.

En nee, dat red je dus niet met een ‘matrasje in geval van nood’ achter de hand.

Februari 2024, Betsy van de Grift (copyright @betsyvandegrift)

Dit artikel is de integrale publicatie van mijn LinkedIn februari-nieuwsbrief. Je kunt je daar gratis op abonneren.

Meer ‘kinderbrein’ publicaties vind je uiteraard in mijn boeken. Check daarvoor de ‘boeken’ pagina.

Bronnen:

Astill, R. G., K. B. Van der Heijden, M. H. Van Ijzendoorn and E. J. W. Van Someren (2012). “Sleep, cognition, and behavioral problems in school-age children: A century of research meta-analyzed.” Psychological bulletin 138(6): 1109.

Camacho, M. C., L. E. Quiñones-Camacho and S. B. Perlman (2020). “Does the child brain rest?: An examination and interpretation of resting cognition in developmental cognitive neuroscience.” Neuroimage 212: 116688.

Chugani, H. T., M. E. Phelps and J. C. Mazziotta (1987). “Positron emission tomography study of human brain functional development.” Annals of neurology 22(4): 487-497.

Goorhuis-Brouwer, S. (2014). Kleine pedagogiek voor grote mensen: de eerste zeven kinderjaren, Uitgeverij SWP.

Steiner, P. (2020). “Brain fuel utilization in the developing brain.” Annals of Nutrition and Metabolism 75(Suppl. 1): 8-18.

https://www.linkedin.com/pulse/rust-jonge-kinderen-hebben-meer-nodig-betsy-van-de-grift-iw35e